Doen we aan denksport? Wat is denken dan?
Denken is alle factoren-in-het-geding / alles wat nu meespeelt, waarnemen en tot een conclusie komen. (Geef ik voor beter.)
Basaal zijn bij schaken de activiteit èn de kwetsbaarheid van het materiaal. Dat zijn maar twee dingen.
Echter, die activiteit is al zo complex; bijv. veel zetmogelijkheden (“ruimte”!) en goede samenwerking.
En de kwetsbaarheid is ook niet helemaal eenvoudig; hoe te verdedigen als er geen tegenaanval in zit?
En deze twee dingen dan nog eens dubbelop – ik heb het niet alleen voor het zeggen; na mij is de ander aan zet!
Per zet werken we aan een gezonde stelling (met stukken en pionnen zo actief mogelijk en zo min mogelijk kwetsbaar – het gaat om een goed evenwicht).
Als onze Torens verbonden zijn hebben we de opening (controle van het centrum en ontwikkeling van stukken èn veiligheid voor de Koning – 3x “Help!”) normaal voltooid. Deze fase is die van veel vrijheid, maar het gaat net zo goed om discipline. Het kan bewezen goed gaan – de wereld van de openingstheorie (Paul van der Sterren, 3 delen). Of: Opening (schaken) – Wikipedia
Dan beginnen we aan het middenspel. Vaak valt er aan eigen stelling nog iets te verbeteren. Of we kunnen die van de andere partij verzwakken. Tegen een dreigend stuk ruilen we graag een niet zo actief “geval” af. Enzovoort. Boeken zat hierover! Oud: John E. Littlewood, Taktiek en strategie van het middenspel. (1978) Nieuw: Herman Grooten, Elementen van de schaakstrategie, 3 delen (1995-1997). Of: Middenspel – Wikipedia
Ten slotte het eindspel: dit heet een kwestie van techniek. Er is bij het beste tegenspel maar één zet voor de winst of remise. “De stukken in hun kracht.” Vgl. Eindspel (schaken) – Wikipedia
Tactiek is duidelijke fouten van de tegenpartij afstraffen: materiaalwinst in twee of iets meer zetten.
Tactisch vaardig kunnen oud en jong worden met de Stappenmethode; voor het overgrote deel tactiek de Stappen 1 tot 5 door.
Strategie is spelen op (niet eens zo duidelijke) zwaktes bij de tegenpartij. Dit is niet meer een kwestie van alleen maar opleiding. Dit komt op studeren aan, vindt Cor van Wijgerden in Stap 6 (blz. 5).
Dr. Machgielis (beter bekend als Max) Euwe (1901 – 1981) schreef een ‘Inleiding tot het schaakspel’ in 1929. Iets eerder ‘Schaakcursus voor meer gevorderden’, 1927. In die ‘Inleiding’ (een dunnetje: 48 bladzijden) valt studeren ook al en dat verbaast niet van de latere wereldkampioen.
Wat is studeren nu?
Misschien om te beginnen: Laat je partij analyseren met een prima schaakprogramma. Door mij is het van Fritz 2 naar Fritz 17 gegaan. Maar doe dan aan het begrijpen van de ‘output’ minstens dubbel zo lang als de partij duurde.
Of om te eindigen: Hoort het hart er ook niet bij (met zijn bijzondere redenen)? Denken kost tijd; studeren vraagt om mee: kwaliteit. Naast aanleg.
Spriensma, T. (1356) – Van der Veen, Noël (1498) [D32] ScA IC (8), 03.11.2023
1.d2–d4 d7–d5
2.c2–c4 e7–e6
3.Pg1–f3 Pg8–f6
4.Pb1–c3 c7–c5 Tarrasch Verdediging (een gesloten dus)
5.c4xd5 (op basis van ervaring; c4- pion was toch wat kwetsbaar ) e6xd5
6.d4xc5 (een onnodige en onverstandige ruil, want … )
[(beter:) 6.g2–g3 (om wat initiatief te houden) Pb8–c6 7.Lf1–g2 c5xd4 8.Pf3xd4 Lf8–c5 9.Pd4–b3 Lc5–b6 10.0–0 d5–d4 (een geïsoleerde pion) 11.Pc3–a4 0–0 (er is “rustig” doorontwikkeld) 0.17/23
6…Lf8xc5 (… Zwart is aan ontwikkeling geholpen; “ruilen doet huilen”)
7.e2–e3
[7.a2–a3 0–0 8.b2–b4 Lc5–e7 9.e2–e3 -0.10/22 (Zwart heeft al een voordeeltje)] 7…0–0
8.Lf1–e2 Pb8–c6
9.0–0 d5–d4 (Zwart wil van de geïsoleerde pion af) [0.39/20] [9…Lc5–b6= -0.22/18 / -0.02/21] 10.e3xd4 [(en weer is de ruil nú wat nadelig) 10.Pc3-a4 (“tussenzetje”) Lc5-d6 11.e3xd4 Tf8-e8 12.Pa4-c3 0.46]
10…Pc6xd4=
11.Pf3xd4 [De stelling is gebalanceerd.]
11…Lc5xd4
12.Lc1–g5
[1) 12.Le2–f3 Lc8–e6 13.h2–h3 Dd8–b6 14.Pc3–a4 Db6–d8 0.00/25;
2) 12.h2–h3 Dd8–b6 13.Pc3–a4 Db6–d8 14.Pa4–c3 0.00/25;
3) 12.Lc1–f4 Lc8–e6 13.Dd1–a4 Ld4xc3 14.b2xc3 0.00/25]
12…b7–b6 [0.82/23] [12…Lc8–e6= blijft gelijk. -0.20/21] (veld ruimen voor c8-L:?)
13.Dd1–c2 (grote twijfel, want de Dame kan op de open c-lijn heel kwetsbaar worden – een positionele misser!) [0.03/23] [13.Pc3–b5 0.82/23 Ld4–c5 14.b2–b4] 18.Ta1–d1 Dd4–c5
19.Tf1–f5? [-2.04/24] [19.Dc2–d3= -0.10/24; (of:)
1) 19.Le2–f3 Lb7xf3 20.g2xf3 -0.12/27; (of:) 3) 19.Dc2–d2 Tf8–e8 20.Le2–f3 Lb7xf3 21.g2xf3 2 -0.19/27]
19…Lb7–e4! (Zwart zal dit van te voren hebben gezien: c3-P staat gepend – is een slechte, geen verdediger)
20.Tf5xc5 (het beste nog; of liever opgeven …)
20…Le4xc2
21.Td1–d2 b6xc5
22.Td2xc2
…
37.Te8–e3 Tc7–d7 [ Blunder waarde: Wit=0.42/Zwart=0.18 (very precise) ] 0–1